Sneeuwwitje en Rozerood
Ook wel bekend als Rooswitje en Rozerood.
Een leuk sprookje waar in de jaren tachtig een prachtige Tjechische sprookjesfilm van is gemaakt. Vooral de manden waar trekpopjes aanhingen om verkocht te worden op de markt, zie ik zo voor me.
Gordon Laite heeft de tekeningen gemaakt bij dit sprookje dat in De Verhalenreus staat. Zie ook Illustraties.
Ik heb nog een paar andere tekeningen gevonden die ik onder het sprookje zet.
Een weduwe woonde in een afgelegen hut waar aan weerszijden van de deur twee rozenboompjes stonden. De een had witte rozen, de ander rode.
Ze had twee dochtertjes en die heetten Sneeuwwitje naar het witte boompje en Rozerood naar de rode rozen. De meisjes waren bevriend met alle dieren.
Ze werkten in hun hutje, verkochten manden, bessen en trekpopjes en het leven was goed. Het werd winter en op een dag werd er op de deur geklopt. Toen Sneeuwwitje open deed, stond daar een grote bruine beer. De meisjes schrokken enorm, maar de beer zei dat hij het koud had en zich alleen maar wilde warmen. De moeder liet hem binnen. Sneeuwwitje en Rozerood raakten gewend aan de beer en speelden met hem. Elke dag kwam hij terug. Toen de lente aanbrak zei de beer dat hij weg moest gaan om zijn schatten in het bos tegen de aardmannetjes te beschermen. Hij zou de volgende winter terugkomen.
Op een dag vroeg de moeder of ze hout wilden sprokkelen en de meisjes gingen eropuit. Ze kwamen een kabouter tegen die met zijn baard vastzat in een stuk hout en hij ging behoorlijk tekeer. Hij schold de meisjes uit dat ze hem niet wilden helpen, waarop ze meteen begonnen te trekken aan de baard. Hierdoor werd de kabouter nog bozer en zei dat ze voorzichtig moesten doen. Het lukte niet om de baard los te trekken waarop Sneeuwwitje haar schaartje tevoorschijn haalde en de baard losknipte. De kabouter verdween in het bos nadat hij woedend zijn kortere baard bekeek.
Een tijd later kwamen ze het kaboutertje weer tegen terwijl hij aan het vissen was. Zijn baard zat nu vast in de bek van een vis die weigerde los te laten. Ook hier bracht de schaar uitkomst. De kabouter pakte de zak met goud die naast hem lag en holde tierend weg.
De derde keer dat ze het kaboutertje tegenkwamen, werd hij bijna meegesleurd door een grote vogel. Ook nu kregen de meisjes het niet voor elkaar om hem uit de klauwen van de roofvogel los te trekken en moest er weer een stuk van zijn baard eraan geloven. Opnieuw rende hij scheldend weg.
De meisjes waren nu wel gewend aan de scheldpartijen en lachtten erom.
Op een dag liepen ze door de heide en zagen de dwerg bij een grote hoop edelstenen zitten die hij aan het tellen was.
Daardoor had hij niet in de gaten dat er een grote bruine beer aan kwam waggelen die hem aanviel. Sneeuwwitje en Rozerood konden niets voor het nare dwergje doen.
Maar de beer gaf de dwerg zo'n klap dat hij niet meer bewoog en de meisjes renden verschrikt weg.
Totdat ze de beer hoorden roepen dat hij hen niets zou doen. Ze herkenden de stem van hun vriend en liepen terug. Op het moment dat Sneeuwwitje en Rozerood voor hem stonden, viel ineens het bruine berenvel van de beer af en verscheen er een knappe prins met gouden kleren.
De prins vertelde dat hij betoverd was door de boze dwerg die eigenlijk een slechte tovenaar was die alle schatten van de prins wilde stelen. En alleen als hij de dwerg doodde zou de betovering verbroken worden. En dat was gebeurd. Sneeuwwitje en de prins werden verliefd en trouwden met elkaar, en Rozerood trouwde met zijn broer (in andere versies is het de trouwe jager waarmee Rozerood trouwt). Ze gingen met z'n allen in het paleis wonen en leefden nog lang en gelukkig.
En hier zijn nog enkele andere plaatjes van Sneeuwwitje en Rozerood.